Norm bewegen

Nederlandse Norm Gezond Bewegen

De  ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’  (NNGB) is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid op de lange termijn. De norm is verschillend voor jongeren, volwassenen en ouderen (zie tabel 1). De basis voor dit verschil ligt in het feit dat activiteiten meer energie kosten naarmate iemand ouder wordt. De NNGB is in 1998 opgesteld door de universiteiten van Amsterdam (VU), Maastricht (UM), Groningen (RUG), Utrecht (UU), het RIVMTNO en NOC*NSF (Kemper et al., 2000). Volgens de NNGB is een individu semi-actief als het tussen de 1 en 4 dagen per week ten minste 30 minuten matig intensief lichamelijk actief is, en is inactief als het op geen enkele dag van de week ten minste 30 minuten matig intensief lichamelijk actief is (Ooijendijk et al., 2007).

Fitnorm

De fitnorm is voor jong en oud gelijk en vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Deze norm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen) en is grotendeels gebaseerd op Amerikaanse richtlijnen (Kemper et al., 2000;Haskell et al., 2007).

Combinorm

Een derde Nederlandse norm is de combinorm, de optelsom van de NNGB en de fitnorm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij/zij aan tenminste aan één van de beide normen voldoet (Kemper et al., 2000Ooijendijk et al., 2007).

Lichamelijke inactiviteit

  • Jongeren (14-17 jaar): niet voldoende actief (minstens 60 minuten matig intensief lichamelijk actief) op 0-2 dagen per week.
  • Volwassenen (18 jaar en ouder): niet voldoende actief (minstens 30 minuten matig intensief lichamelijk actief) op geen enkele dag per week (Hendriksen et al., 2010a).

abel 1: De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (Bron: Kemper et al., 2000Ooijendijk et al., 2007).

Doelgroep

Norm

Jongeren

Dagelijks één uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit (>= 5 METs), waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie).

Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij jongeren zijn aerobics of skateboarden.

Volwassenen

Een half uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit (>=4 METs) op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week.

Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn wandelen met 5-6 km/uur (dus flink doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur.

55-plussers

Een half uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit (>=3 METs) op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week; voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit frequentie of type.

Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij ouderen zijn wandelen met 3-4 km/uur en fietsen met 10 km/uur.